Der zijn der met stekkers en der zijn der met haar,
der zijn der met schubben en vinnen,
der zijn der met pantsers en met poten zwaar,
der zijn der die week zijn van binnen,
der zijn der met slurfen en met ne scherpen bek,
der zijn der met angels en stekels,
der zijn der met stinkend slijm en drek,
der zijn der met rammelnede knekels.

Der zijn der het lijf heel zedig bedekt,
der zijn der met vuile manieren,
der zijn der gevlamd en der zijn der gevlekt,
der zijn der die klauwen en klawieren,
der zijn der die grazen, klaver en gras,
die kaksel en braksel eten,
der zijn der die jagen in 't struikgewas,
der zijn der die karkassen vreten.

Der zijn der met zaagmeel,der zijn der met brein,
der zijn der die wurgen en winden,
der zijn der met klieren vol giftig venijn,
die 't eigen broedsel verslinden,
der zijn hier vampieren en addergebroed,
bloeddorstige reuzeharpijen,
en gatlekkers zijn d'r hier in overvloed,
en 't stikt van de lasterklappeien.

Der zijn der met kwijl en der zijn der met snot,
der zijn der met luizen en vlooien,
der zijn der gevangen, bespuwd en bespot,
der zijn der gekluisterd in kooien,
der zijn der hier vele in diepe nood,
zelfs hoog op den troon gezeten,
der zijn der hier vele op water en brood,
en der zijn der hier heel dikke gevreten.

Der zijn der hier van soorten op onze planeet,
der zijn zwarte der zijn rood-blank en gele,
barvoets en bloot, geschoeid en gekleed,
der zijn der met stekkers en der zijn der met haar,
der zijn der met schubben en met vinnen,
der zijn der hier met slurfen en met poten zwaar,
maar geen één die niet week is van binnen.